September
DE OCHTENDTRAM
Ik ben een koudbloedige amfibie die vol daglicht nodig heeft om op te warmen. Pas dan kan ik aan bewegen beginnen denken. De opgestapelde warmte van de dag houdt me dan op gang tot een stuk in de nacht. Ik wil maar zeggen: de ochtend is een ver en onherbergzaam buitenland voor mij.
Maar plots gebeurt er toch een wonder. Een slapeloze nacht doet me vanochtend om zes de optrekkende tram 1 opmerken, voor de deur. Ik trek mijn kleren aan, op een tijdstip dat ik ze veel vaker heb uitgetrokken, en ga naar buiten. Wie loopt er rond in het stuk van de dag dat ‘ochtend’ heet, wat gaan ze doen, en doen ze dat vrijwillig? Ik steek de straat over en zet me op het bankje in de halte. Algadiv zit er al, met sportschoenen aan, te wachten op de tram van tien na zes. Ze gaat op warme dagen graag wandelen in de koelte van de vroege ochtend, zegt ze. In het Maeltepark, een groene oase inderdaad tussen de grote verkeersaorta’s daar. Algadiv en ik moeten moeite doen om mekaar te begrijpen, tussen de auto’s door, met hun eenzame bestuurders, op weg naar werk. Twee vrouwen komen naast ons zitten. De ochtendhalte is vrouwelijk, begrijp ik. Dat ze liever niet praten met mij, weren ze af in Nederlands met een Oost-Europees accent. Gaat het om Covid? We hebben allemaal een mondmaskertje op. Mijn gok is dat ze gaan poetsen in een rijkere buurt. Het is het drama van onze wijk, de nijvere poetsers gaan elders werken en ondertussen loopt de straat rond de halte littekens op tijdens de nacht: een verkeersbalustrade is half uit de grond getrokken, en er staat overal vers sluikstort.
Algadiv en de vrouwen verdwijnen in de tram, de vrouwen maken plezier in het verlichte bokaal tegen het schemerduister van de ochtend. Selina komt aan voor de volgende tram. Ze pakt vandaag accessoires in voor Volvo in Oostakker, van acht tot vier, zegt ze met een montere uitgeslapenheid. Het is een studentenjobje om wat geld opzij te zetten voor tijden van tegenspoed, eind september start ze opnieuw met haar studie voor sociaal werkster aan hogeschool. Ik denk gerustgesteld dat het goed komt met de wereld, als jongedames op die leeftijd al zo volwassen zijn. Aan de overkant draait de bakkerij als een tierelier, het is een komen en gaan van jewelste. Vlak voor ons trekt een auto met brullende uitlaat op, bij iedereen gaan de wenkbrauwen van ergernis omlaag, de auto heeft een gepersonaliseerde nummerplaat, sommige idioten handtekenen graag hun stommiteiten. Achter ons wordt het fietspad nog drukker gebruikt, koersfietsjes doorklieven de frisse ochtendlucht, voorzienende middenklassedames zijn op hun elektrische fietsen uitgedost als een halve kerstboom met flikkerende lichtjes. Twee prille tieners staan schattig samen op een elektrische step.
Hassan komt erbij zitten, hij gaat poetsen in een ziekenhuis, je ziet en hoort dat hij van aanpakken weet, het zal blinken vandaag. Weer speelt tram 1 van PacMan, haphap, de bankjes zijn leeg. Een windhond trekt een bazinnetje voort op het zebrapad, verdorie toch, bazin, wat ben je traag, hoe komt het dat jullie mensen baas over ons zijn, terwijl jullie zo weinig kunnen? Sofiane vertrekt om 7 uur al richting school, hij zal daar pas aankomen om 8u30, bakkersgast wordt hij, zegt hij met realisme in zijn stem. Of informaticus, staat hij zichzelf toe om te dromen. Kanil, 12, net gestart op Don Bosco, in de richting ICT, knikt bevestigend. De lucht begint te klaren, een vliegtuig trekt een spoor van watten in het lichte roze en het blauw. Nog twee vrouwen die liever niet praten, maar misschien gaan poetsen? De Bloemekeswijk schrobt vandaag gans Gent proper! Een bestelwagen vol vers geschilde frieten zoeft voorbij, opzij opzij opzij, de chauffeur roept druk in zijn telefoon en buigt voorover over zijn stuur, alsof hij het busje nog harder vooruit wil laten gaan, twee jongemannen wachten gelaten aan het zebrapad, ze kennen hun plaats in de verkeersvoedselketen. In de tram die stopt, zit iedereen op schermpjes, een dertigtal mensen, de lichamen op een paar meter van mekaar, de koppen verspreid over de hele wereld door het Internet. Robert is 17 en vertrekt naar zijn richting kantoor, hij spreekt over school met een enthousiasme dat ik me niet herinner bij mezelf op die leeftijd, ik ben blij voor hem, en ik heb er zelf deugd van. Sarah is 28 en vertrekt met haar zoontje Adam (5) naar Sint-Pieters. Zo vroeg? Adam wil graag aan het raam zitten, en de vroege trams zijn minder druk. Waw, moeders, ze brengen offers die ik niet eens zou kunnen bedenken. Zoals boterhammen smeren, bijvoorbeeld, wat mijn vrouw nu staat te doen voor de kinderen. Ik ga binnen, om voor de verandering eens mee te helpen. Dag vroege tram 1, dag vele wakkere mensen.